Zedenzaak ontucht deels vrijspraak ECLI NL OGEAC 2025 27 Rechtbank Curaçao

Officier van justitie mr. D. van Zetten

Zedenzaak. Overwegingen betrouwbaarheid verklaring aangeefster en het aanwezige steunbewijs. Bewezenverklaring ontucht met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige stiefdochter. Bewezenverklaring verkrachting van zijn minderjarige stiefdochter. Deelvrijspraak verkrachting vanwege onvoldoende steunbewijs.

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2025. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. U.F. Dickens, advocaat in Curaçao.

De benadeelde partij [naam benadeelde partij] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.

De officier van justitie, mr. D. van Zetten, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest.

Haar vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft hij een strafmaatverweer gevoerd. Hij heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.

Overwegingen omtrent het bewijs

Inleidende opmerkingen ten aanzien van het bewijs in zedenzaken

Op grond van het bepaalde in artikel 385 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door het Gerecht niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van een vermeend slachtoffer. Voor een bewezenverklaring moet sprake zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan het vermeende slachtoffer.

Deze bepaling heeft volgens vaste rechtspraak betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op ieder onderdeel daarvan. Anders gezegd: niet ieder onderdeel van de tenlastelegging hoeft dubbel met een bewijsmiddel te worden belegd. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met een betrouwbare verklaring van het vermeende slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren. Dit steunbewijs hoeft geen betrekking te hebben op de verweten gedragingen.

Wel moet er een voldoende duidelijk verband zijn tussen de verklaring van het vermeende slachtoffer en het steunbewijs. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een getuige die een verklaring heeft afgelegd over de emotionele toestand die hij heeft waargenomen bij een vermeend slachtoffer kort na het feit.

Het Gerecht zal in deze uitspraak allereerst ingaan op de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster. Daarna zal het Gerecht per feit bespreken of voor de verklaring van aangeefster voldoende steunbewijs voorhanden is en zo ja, welk strafrechtelijk verwijt de verdachte kan worden gemaakt.

BESLISSING

Het Gerecht:

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven; verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de 8 (zegge: acht) jaren;

beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;

wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade toe tot een bedrag van NAf 20.000 (zegge: twintigduizend gulden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S.A. Carmelia, bijgestaan door mrs. L.G. Reina en H. van der Schaft, (zittingsgriffiers), en op 21 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht.