Poging doodslag, oplegging TBS ECLI NL OGEAC 2025 28 Rechtbank Curaçao
Officier van justitie mr. D. van Zetten
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzittingen van het Gerecht van 18 oktober 2024 en 15 januari 2025. De verdachte is steeds verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. Joemmanbaks, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie mr. D. van Zetten, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest, en dat het Gerecht de verdachte daarnaast ongemaximeerde ter beschikking stelling met dwangverpleging van overheidswege (TBS) als maatregel zal opleggen.
Haar vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte op geen enkel moment het oogmerk had, ook niet in voorwaardelijke zin, om mevrouw [benadeelde partij] te doden dan wel (zwaar) lichamelijk letsel toe te brengen.
Zij heeft het Gerecht verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, aangezien hij, gelet op zijn psychische toestand ten tijde van het gebeurde, niet of sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij refereert zij zich aan het oordeel van het Gerecht.
De verdachte heeft in aanvulling op het pleidooi ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij zich gedwongen voelde om zich te verdedigen, aangezien mevrouw [benadeelde partij] hem had gebeten en hem aanviel met een glazen fles. Het Gerecht heeft dit opgevat als een beroep op noodweer.
Tenlastelegging
Primair:
hij op of omstreeks 6 augustus 2024, althans in of omstreeks de maand augustus 2024 te Curacao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] van het leven te beroven, opzettelijk die [benadeelde partij] heeft gewurgd en/of met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de nek/hals heeft gestoken en/of daarbij dreigend de volgende woorden heeft toegevoegd: “wil je dat ik jou vermoord”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(artikel 2:259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 6 augustus 2024, althans in of omstreeks de maand augustus 2024 te Curacao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [benadeelde partij] heeft gewurgd en/of met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek heeft gestoken, en/of daarbij dreigend de volgende woorden heeft toegevoegd: “wil je dat ik jou vermoord”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:275/276 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade toe tot een bedrag van NAf 15.000,- (zegge: vijftienduizend gulden en nul cent) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 augustus 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. Carmelia, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, bijgestaan door mr. B.G. Scheepbouwer (zittingsgriffier), en op 5 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.