Opzettelijk brand stichten en diefstal ECLI NL RBROT 2023 2362

Officier van justitie mr. D. van Zetten

Jeugdstrafrecht. Opzettelijk brand stichten en diefstal. Verminderd toerekeningsvatbaar. Overschrijding redelijke termijn. 63 dagen jeugddetentie waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met bijzondere voorwaarden. Toewijzing vordering benadeelde partij.

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:

– bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
– veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 63 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagenvoorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich onder behandeling stelt van een psychiater of een nader te bepalen instelling en zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
– met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
– opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis;
– dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

De verdachte heeft zich (onder meer) schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten brandstichting. Gelet op de ernst van dit feit en de rapportages van de deskundigen, waaruit naar voren komt dat de verdachte een licht verstandelijke beperking en een psychische stoornis heeft en het recidiverisico hoog is, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.

veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 63 (drieënzestig) dagen ;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 60 (zestig) dagen , niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;