Beschieten van een bedrijfspand in Rotterdam ECLI NL RBROT 2023 8462

Officier van justitie mr. D. van Zetten

De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het beschieten van een bedrijfspand in Rotterdam, waardoor het gebouw is beschadigd. Tevens heeft de verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het plaatsen van een explosief bij een bedrijfspand in Den Haag.

Door het beschieten van het pand in Rotterdam en het plaatsen van het explosief voor het pand in Den Haag heeft de verdachte zich samen met zijn medeverdachte tevens schuldig gemaakt aan de bedreiging van de eigenaar van de bedrijfspanden en de bedreiging van de schoonmaker die ten tijde van de schietpartij in het pand aanwezig was.

Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Vrijspraak voor een schietpartij van drie woningen, nu de betrokkenheid van de verdachte op basis van het dossier onvoldoende is komen vast te staan.

Veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Tevens oplegging van de maatregel ex art. 38v Sr. Verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon. Gedeeltelijke toewijzing vorderingen benadeelde partijen.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:

– vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/011848-23 onder 1 ten laste gelegde;
– bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/311086-22 onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 primair ten laste gelegde en van het in de zaak met parketnummer 10/011848-23 onder 2 en 3 ten laste gelegde;
– indien de rechtbank toekomt aan een veroordeling voor de feiten onder parketnummer 10/011848-23: veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest,
– indien de rechtbank niet toekomt aan een veroordeling voor de feiten onder parketnummer 10/011848-23: veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
– oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met de aangevers en de medeverdachten voor de duur van twee jaar en, indien niet aan de maatregel wordt voldaan, één week vervangende hechtenis per overtreding, met een totale duur van ten hoogste zes maanden, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel;
– verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon.

12 Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/011848-23 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/311086-22 onder 1, 2, 3 primair 4 en 5 primair ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;